In 2018 treedt de nieuwe omgevingswet in werking. Het is een grote verandering voor gemeenten, vergelijkbaar met de decentralisaties in het sociaal domein. De omgevingswet biedt gemeenten meer ruimte om invloed uit te oefenen op de mogelijkheden voor wonen, werken en recreëren in de gemeente.
Uiteraard stelt het ook (nieuwe) eisen. Bestuurlijk en juridisch betekent het dat veel regelingen en wetten aangepast moeten worden tot één samenhangend geheel. Gemeentelijke organisatie en processen moeten heringericht worden en de denk- en werkwijze moet aangepast worden. Voor ICT en informatievoorziening betekent het dat tot nu toe versnipperde informatie bijeen moet worden gebracht, bijvoorbeeld in de Laan van de Leefomgeving. 2018 klinkt ver weg maar het betekent dat de voorbereidingen in 2017 afgerond moeten zijn. Het is goed dat alle betrokken partijen nu al bezig zijn met deze voorbereidingen.
Lessen uit het verleden
Er is inmiddels veel ervaring opgedaan met ingrijpende veranderingstrajecten. Met name bij de invoering van de Wabo en omgevingsdiensten en de decentralisaties in het sociaal domein. Het is goed om hiervan te leren en dit te vertalen naar de invoering van de omgevingswet. Niet enkel op het individuele niveau van de betrokken instanties (zoals gemeenten) maar zeker ook op het landelijke niveau van de overheid als geheel. Dat is immers hoe burgers en bedrijven de overheid zien en ervaren. Enkele lessen voor de inrichting van de informatievoorziening vanuit ervaringen met de Wabo, omgevingsdiensten en decentralisaties:
- Digitalisering van informatie en processen is een randvoorwaarde vanuit het oogpunt van zowel dienstverlening, bedrijfsvoering en ketensamenwerking.
- Er moet veel samengewerkt worden maar uitwisseling van basis-, dossier- en procesgegevens blijkt in de praktijk erg lastig.
- Ondanks standaarden valt het tot stand brengen van geautomatiseerde koppelingen in de praktijk vaak tegen, o.a. door interpretatie verschillen. Landelijke voorzieningen zoals een gegevensknooppunt zorgen voor een ontkoppelpunt en defacto standaard. Iedere partij hoeft immers alleen maar aan te sluiten op de centrale voorziening in plaats van te koppelen met meerdere systemen en partijen.
- Benodigde nieuwe functionaliteit aanbieden als “service” (SAAS/Cloud) i.p.v. lokale applicatie vereenvoudigt en versnelt de implementatie, met name daar waar ketenpartners moeten samenwerken.
- Lokale verschillen in beleid en werkwijze zoals bij de decentralisaties blijken prima te combineren met standaardtoepassingen en het delen van relevante gegevens.
- Individuele partijen zijn vooral bezig met de eigen organisatie(s); de verantwoordelijkheid voor het faciliteren van ketensamenwerking is niet belegd en regie hierop ontbreekt.
- Gemeenten worden door leveranciers verleid om nieuwe applicaties aan te schaffen. Dat leidt tot versnippering, noodzaak tot koppelen en problemen bij samenwerken en delen van informatie. Landelijke voorzieningen en functionaliteiten kunnen dit effect verminderen.
- Er blijkt wel behoefte aan meer samenwerking en gemeenschappelijke functionaliteit maar het komt in de praktijk moeizaam van de grond. De regie hierop ontbreekt.
Wie doet wat?
Het ministerie van Infrastructuur en Milieu (I en M) neemt het voortouw in de voorbereidingen. In de “Deelverkenning Digitale Informatievoorziening”[1] is ondere andere voorzien in:
- invoering van de Laan van de Leefomgeving om gegevens in de keten te delen;
- aanpassing van het Omgevingsloket (OLO);
- aanpassen van de voorziening Ruimtelijkeplannen.nl;
- aanpassen van de voorziening Activiteitenbesluit Internet Module.
De notitie “Gegevensvoorziening Omgevingswet voor Activiteiten in de Leefomgeving (GOAL)”[2] schetst een architectuur voor met name het delen van gegevens. Het voorziet bijvoorbeeld niet in gedeelde functionaliteit en voorzieningen voor gemeenten. Het ministerie gaat ook niet over de invoering bij betrokken ketenpartijen zoals gemeenten. Zij wil faciliteren maar gemeenten moeten hun eigen verantwoordelijkheid nemen. Ook Digicommissaris Bas Eenhoorn heeft onlangs nog benadrukt dat gemeenten zelf verantwoordelijk zijn voor de kosten maar zeker ook voor de baten van digitalisering. Zij mogen niet rekenen op ‘subsidiëring’. Het ministerie heeft dus niet de opdracht noch de middelen om te investeren in landelijke voorzieningen voor gemeenten.
De VNG schetst in “Ruimte voor verandering; propositie invoering omgevingswet voor gemeenten”[3] de ondersteuning die zij wil bieden. Zij richt zich daarbij op zowel bestuur als management en organisatie. De ondersteuning zal overwegend generiek zijn met gebruikmaking van het reeds bekende (NUP en 3D’s) instrumentarium. Gemeenten moeten de implementatie zelf oppakken en kunnen aanvullende ondersteuningsbehoeften kenbaar maken.
Gemeenten en de VNG richten zich vooral op de invoering binnen de eigen organisatie. Informatievoorziening is in dit stadium nog niet geconcretiseerd. Men is voornemens ‘invloed te nemen op de ontwikkeling van landelijke voorzieningen, voor een deel ook door aanpassingen door te voeren in gemeentelijke applicaties en voorzieningen’. Concreet worden in dit kader enkel de Laan van de Leefomgeving en GOAL genoemd. Initiatieven voor specifieke gemeentelijke behoeften en voorzieningen zijn er nog niet.
Aandacht voor informatievoorziening
Slimme en handige landelijke voorzieningen kunnen samenwerking in de keten faciliteren en de realisatie van de keten ondersteunen. Daarnaast kunnen ze koppelingsproblemen verminderen en kosten besparen bij individuele gemeenten en ketenpartners. Een belangrijke les uit het verleden is echter wel dat informatievoorziening veel (doorloop)tijd kost en vroegtijdig aandacht moet krijgen. Zoals KING en VNG het initiatief hebben genomen om het gegevensknooppunt in te zetten voor de decentralisaties, zo moeten nu ook tijdig initiatieven worden genomen om te komen tot landelijke voorzieningen voor de omgevingswet. De VNG voorziet in afstemming met gemeenten in de vorm van co-creatie en afstemming met andere bestuurslagen binnen het zogenoemde “Huis van de invoering”. Het verdient aanbeveling om daarnaast specifiek voor informatievoorziening en landelijke voorzieningen samen met ketenpartners tot initiatieven te komen die met name gemeenten ontzorgen. Telengy wil dit samen met het ministerie van I en M en KING initiëren en faciliteren in de vorm van een interactieve bijeenkomst. Deelnemers vanuit met name gemeenten, omgevingsdiensten en provincies worden hiervoor uitgenodigd.
Meer weten?
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Ton de Wit, adviseur bij Telengy, via tel. nr. 06 22 97 29 46 of via e-mail: t.d.wit@telengy.nl.
Dit is een artikel in de reeks “Innovatieve informatievoorziening bij de overheid”.
Deel 1: Innovatieve informatievoorziening bij de overheid: koersvast!
Deel 2: Centrale of decentrale informatievoorziening: codewoord is ‘ontzorgen’
Deel 3: Een andere kijk op dienstverlening: waar is de klant gebleven?
Samen de koers bepalenTelengy wil graag met u stil staan bij de koers voor de gemeentelijke informatievoorziening voor de komende jaren. We doen dit in 2015 onder andere met verdiepende publicaties en een themabijeenkomst over de toekomst van de gemeentelijke informatievoorziening. Neemt u vooral contact met ons op via e-mail: info@telengy.nl. |