Home » Actueel » Basisregistraties – er valt nog wat te doen

Basisregistraties – er valt nog wat te doen

Het jaar 1796

Napoleon zette het fenomeen van de basisregistratie in 1796 op de kaart. En al in 1811 werd de Burgerlijke stand in heel Nederland ingevoerd. En daarmee was onze eerste basisregistratie een feit. Vanaf 1850 werd het bijhouden van het Bevolkingsregister een gemeentelijke taak en dat is het nog steeds.

Gezinskaart

Dat we in Nederland goed en gezagsgetrouw waren in het bijhouden van de gegevens in ons Bevolkingsregister, bleek in en na de Tweede Wereld0orlog. De Gezinskaart die in 1939 werd ingevoerd zorgde ervoor dat er veel bekend was over de samenstelling en woonplaats van de Nederlandse bevolking. En de nazi’s maakten daar dan ook dankbaar gebruik van. 75% van de Nederlandse Joden werd weggevoerd en vermoord. Dat lag veel hoger dan in landen die hun Bevolkingsregister minder goed op orde hadden. Uiteraard is de gedetailleerde bijhouding van de Gezinskaart niet de oorzaak geweest van dit gruwelijke feit, maar het heeft zeker een rol gespeeld.

Registratie kerkgenootschap

Maar zoals (ook nu nog) wel vaker in Nederland is men na de oorlog weer op de oude voet verdergegaan. Met bovengenoemde ervaring in het achterhoofd kun je het wel bijzonder noemen dat de gegevens over het kerkgenootschap waar je bij hoorde gewoon in de Bevolkingsadministratie bijgehouden bleef. Bij de verdeling van huizen en pachtgronden voor boeren in de 50-er jaren was het zelfs in het nieuwe Flevoland een belangrijk selectiecriterium.

Weerstand

Mogelijk is dit wel een verklaring voor het feit dat er eind 60-er jaren veel weerstand was tegen de volkstelling die in 1971 zijn beslag kreeg. Die weerstand zie je ook terug in de 80-er jaren als de technologische mogelijkheden om een bevolkingsregistratie te automatiseren en te beheren toenemen. Meerdere projecten op dit gebied mislukten. Deels door inhoudelijke discussies en deels omdat het niet eenvoudig was om met de toenmalige middelen een effectieve en ‘up-to-date’ administratie op te zetten.

Toch kwam hij er uiteindelijk. De eerste Gemeentelijke Basisregistratie (GBA) in 1994. De voorloper van de huidige Basis Registratie Personen (BRP) die in 2014 het licht zag.

Op naar de 10

Nu valt er veel te zeggen over de GBA in positieve en negatieve zin. Ik heb bij het fenomeen GBA/BRP bijvoorbeeld wel wat ambivalente gevoelens. Maar deze basisregistratie was wel de motor achter een ontwikkeling die inmiddels heeft geleid tot een set van zelfs tien basisregistraties. Registraties die er wel voor zorgen dat de kwaliteit van de informatievoorziening binnen de overheid over het algemeen op een behoorlijk hoog niveau ligt. In de praktijk waren er in eerste instantie zelfs meer basisregistraties, maar door wat samenvoegingen en accentverschuivingen bleven er tien over. En als je dat vergelijkt met de periode die tot de GBA heeft geleid, dan mag je een kleine dertig jaar toch heel snel noemen. Misschien zelfs te snel. Want vooral de persoonsgerichte basisregistraties (BRP, BRI en WOZ) en de registraties waarin persoonsgegevens voorkomen (NHR, BRV en BRK) vragen veel aandacht vanuit het oogpunt van privacy.

Waarom hebben we eigenlijk basisregistraties?

In de kern zijn de moderne basisregistraties ontwikkeld, omdat iedereen zelf zijn registraties opbouwde en bijhield. Hierdoor moesten inwoners en ondernemers iedere keer als zij contact met de overheid hadden, hun gegevens steeds opnieuw invullen. De basisgedachte achter de basisregistraties was dus heel dienstverlenend gericht. Burgers en bedrijven hoeven gegevens maar 1 keer aan te leveren. De overheid hoeft de gegevens maar 1 keer te verwerken. De uitwisseling van de gegevens is sneller. De kans op fouten bij de uitwisseling is kleiner. Althans dat is de bedoeling. De praktijk wijst uit dat een fout juist door het het uitwisselen moeilijk te herstellen is.

Fundament

In de jaren nul is echt het fundament gelegd voor deze Basisregistraties. En door de grote ontwikkelingen in de digitale wereld is dat nog eens versterkt. Wat mij altijd wel heeft verbaasd en geprikkeld is het feit dat vooral de wetgever in die jaren te weinig sturing heeft gegeven aan de samenhang tussen de verschillende registraties. Terwijl zij er wel het grootste voordeel van had en heeft. Ministeries die wetten verzonnen rond de Basisregistraties waarvoor zij verantwoordelijk waren die een totaal andere weg ingingen dan de ‘concurrerende’ registraties. Identieke gegevens die in verschillende registraties totaal anders moesten worden geïnterpreteerd. En noem maar op.

Kinderziektes, zullen we ze maar noemen. Maar als ik nu kijk, dan lijkt het erop dat er een zekere stabiliteit aan het ontstaan is, waarin het fenomeen Basisregistratie niet alleen wordt geaccepteerd door meerdere partijen, maar dat ze ook in hun positie worden gezet. Door de verschillende overheden, maar zeker ook door gebruikers binnen die overheden.

En daar helpt de flexibiliteit van de huidige technologie en de opgedane kennis en ervaring van de laatste decennia zeker bij. Was het voorheen een mijl-op-zeven als er een verandering moest worden doorgevoerd in applicaties (bijvoorbeeld aanpassing naamgeving). Nu lijkt dat gestroomlijnder te gaan. De Basisregistraties worden geaccepteerd -en gelukkig- kritisch gebruikt. De AVG mag dan soms lastig zijn. De wet zorgt wel voor een kritische blik op het vastleggen en gebruiken van gegevens. En ik ben daar persoonlijk blij mee.

Het stel Basisregistraties

Ik heb het nog niet eens gehad over het stelsel van Basisregistraties. Inmiddels liggen er al tussen meerdere registraties koppelingen. Deze ondersteunen de uitwisseling van gegevens tussen de basisregistraties. Hartstikke mooi, zou je zeggen.

Maar of we daar nou echt al kunnen spreken van een volwassen gegevensstroom valt te betwijfelen. Het loopt nog niet zo lekker. Naast het feit dat ‘fouten’ in de ene basisregistratie, ook in andere terechtkomen, gaat het nog niet zo goed met het terugmelden.

Het terugmelden van fouten aan andere basisregistraties zit nog niet in de ‘genen’. Niet in die van degene die zou moeten melden dat er een fout wordt geconstateerd, maar zeker niet in die van degene die de fout moet corrigeren.

Kortom: er valt zeker nog wat te doen.

Meer weten?

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Eric Leroi, adviseur bij Telengy, via tel. nr. 06 22 77 63 63 of via e-mail: e.leroi@telengy.nl.