De taak beschermd wonen (BW) als onderdeel van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) gaat over van 44 centrumgemeenten naar alle gemeenten. Dit is een gevolg van de keuze van het Rijk om wonen en zorg te scheiden. Dat betekent dat meer cliënten BW gehuisvest moeten worden in gewone woningen. Gelijktijdig met die overgang wordt de Wet langdurige zorg (Wlz) opengesteld voor die cliënten met een indicatie BW die naar verwachting, ook niet met begeleiding, ooit zelfstandig zullen kunnen wonen. Het betreft hier vooral cliënten met flinke GGZ-problematiek. De invoering stond gepland voor 2022, maar is met een jaar uitgesteld tot 2023. Dit uitstel hangt nauw samen met de invoering van het nieuwe verdeelmodel Gemeentefonds wat ook is uitgesteld tot 2023. Wat betekent dit uitstel en wat kunnen gemeenten in 2021 toch al doen?
Uitstel tot 2023
Allereerst betekent uitstel dat er meer voorbereidingstijd is om te zorgen voor een zorgvuldige implementatie van de nieuwe taken. Maatschappelijke Opvang (MO), ook wel daklozenopvang genoemd, zou nog 4 jaar als taak bij de centrumgemeenten blijven. Of deze termijn ook wordt aangepast is nog niet bekend. BW en MO zijn als communicerende vaten. Als het niet lukt om met begeleiding zelfstandig te wonen en dit leidt tot dakloosheid dan zal in hulp vanuit MO geboden dienen te worden. Als de kosten voor MO alleen door de centrumgemeenten gedragen worden kan dit tot ongewenste situaties leiden. Daarom zijn regionale afspraken hierover nodig.
Een belangrijke reden voor het uitstel is dat meer cliënten een beroep doen op de Wlz dan was voorzien. Waar aanvankelijk werd gerekend met één op de drie cliënten die naar de Wlz overgaan blijken er nu aanzienlijk meer aanvragen te zijn gedaan. Consequentie daarvan is dat het CIZ en de zorgkantoren meer tijd nodig hebben om alle aanvragen te kunnen beoordelen en verwerken. Verwacht wordt dat uiterlijk 1 april 2021 de indicaties zijn afgerond. Tegen die tijd zal duidelijk zijn welke cliënten onder de Wlz gaan vallen en voor welke cliënten gemeenten verantwoordelijk zijn.
Wat zijn de financiële gevolgen?
De zorgkosten die nu gemoeid zijn met de BW cliënten die overgaan naar Wlz bepalen de hoogte van het budget wat van de Wmo over gaat naar de Wlz. Een uitname uit het Gemeentefonds dus. Voor de overgang van de budgetten gemoeid met de groep cliënten waarvoor gemeenten verantwoordelijk blijven is een tijdspad afgesproken van 10 jaar. Gedurende die periode worden gemeenten ieder jaar voor 10% meer financieel verantwoordelijk. Uiteraard kunnen regionaal afwijkende afspraken worden gemaakt.
Hoe wordt de samenwerking vorm gegeven?
Gemeenten maken regionaal afspraken hoe zij de toekomstige samenwerking BW vorm willen geven. Afwegingen daarbij zijn onder meer:
- Voor welke vormen van beschermd thuis wonen of beschermd thuis wil ik als gemeente zelf verantwoordelijk zijn en hoe kijkt de regio daar naar?
- Hoe koop ik begeleiding in en met welke gemeenten?
- Wat blijven we als regio gemeenschappelijk organiseren?
- Zijn wij financieel solidair als samenwerkende gemeenten en zo ja voor welke onderwerpen? Zo ja, hoe worden de kosten toegerekend?
- Hoe organiseer ik regionaal de preventie om een beroep op een beschermd thuis voorziening te voorkomen?
- Hoe organiseer ik nazorg ter voorkoming van het ‘duiventileffect’?
- Wanneer en hoe informeer ik de gemeenteraad? (de Wmo-verordening zal aangepast moeten worden)
- Hoe zorg ik ervoor dat een beschermd thuis woonvoorziening het beste aansluit op het netwerk van een cliënt om terugval te voorkomen?
- Hoe maak ik afspraken met de woningcorporaties en, bij regionale samenwerking, hoe krijg ik die afspraken binnen de regio zo uniform mogelijk?
Een knelpunt bij het begeleid gaan wonen zal het vinden van voldoende geschikte huisvesting zijn. De extra inspanning die gemeenten moeten doen om meer statushouders te huisvesten speelt daarbij een belangrijke rol. De buurt waar cliënten zich gaan vestigen zal voorbereid moeten worden om hen voor te bereiden op de komst van cliënten die in hun wijk gaan wonen en soms afwijkend gedrag vertonen.
Wat kan er in 2021 al gedaan worden?
Uitstel biedt mogelijkheden om nu al (meer) inzicht te krijgen in de cliënten die op termijn onder de verantwoordelijkheid van gemeenten gaan vallen. Wat is hun ondersteuningsbehoefte? Welke eisen stelt dit aan mijn organisatie? Zijn er in bouwprogramma’s en bij herbestemming van (maatschappelijk) vastgoed mogelijkheden om het woningaanbod beter te laten aansluiten bij de behoeften van de nieuwe cliënten? Regionale samenwerking lijkt voor veel gemeenten de beste manier om te komen tot een goed en evenwichtig aanbod van woonvoorzieningen.
Tenslotte zal nagedacht moeten worden over de dagbesteding. Voorkomen moet worden dat de verveling toe gaat slaan als cliënten van een intramurale beschermde woonvoorziening zelfstandig gaan wonen met begeleiding. Een vorm van arbeidsmatige dagbesteding waarbij wordt gekeken naar mogelijkheden van arbeid lijkt hiervoor het meest aangewezen. Tenslotte kan het nodig zijn bestaande contracten met zorgaanbieders BW te verlengen. Mocht dat niet mogelijk zijn dan zullen wellicht nieuwe contracten nodig zijn. De voorbereidingen daarvoor zullen in 2021 ter hand genomen moeten worden.
Meer weten?
Wilt u meer weten over BW en MO? Dan kunt u opnemen met Jos van Dijk via j.v.dijk@telengy.nl of 06 27 03 57 76.