Jarenlang stond de BRO samen met de BLAU (Basisregistratie Lonen Arbeidsverhoudingen en Uitkeringen) in het rijtje Basisregistraties waarbij iedereen dacht: wanneer gaat er iets mee gebeuren? Van de BLAU is inmiddels duidelijk dat die er (voorlopig) niet komt als Basisregistratie. Maar voor de BRO is er eindelijk duidelijkheid over de invoering. In dit artikel lichten Telengy-adviseurs Dirk Moree en Kim Lenders toe wat voor gemeenten van belang is.
Zoals bij elke basisregistratie, kunnen de aspecten die voor de BRO van belang zijn voor gemeenten als volgt indelen:
- Wat is het nut en de noodzaak van de BRO?
- Over welke objecten gaat de registratie?
- Wat zijn de wettelijke taken van gemeenten?
- Welke processen moeten hiervoor aangepast worden?
- Wat betekent dit voor de informatievoorziening en systemen?
- Wat is de planning?
- Wat wordt mijn aanpak?
Nut en noodzaak
De BRO gaat over de geologische kenmerken van de bodem. Deze zijn niet alleen van belang voor bijvoorbeeld woningbouw en aanleg van infrastructuur, maar ook voor het inwinnen van drinkwater en delfstoffen. Voor de vele partijen die betrokken zijn bij dit soort activiteiten is een centrale registratie, waarvan de gegevens van hoge kwaliteit beschikbaar zijn, van groot nut. Het is effectief (noodzakelijk) omdat die bron betrouwbaar is en er dus geen verkeerde keuzes worden gemaakt bij het ontwikkelen van openbare ruimte waarbij de ondergrond een rol speelt. Daarbij is het efficiënt (nuttig) omdat niet elke betrokken partij telkens veel moeite moet doen om informatie te vinden bij andere betrokken partijen. Dat nut en die noodzaak zijn vergelijkbaar met de andere Basisregistraties die we inmiddels kennen.
De registratieobjecten
Meestal worden gegevens over bodemonderzoeken geregistreerd. Binnen deze categorie worden verschillende onderzoeksmethoden gehanteerd waarbij ook weer andere typen gegevens nodig zijn. Zo is bij onderzoek naar de grondwaterstand andere informatie van belang dan bij een booronderzoek, waarbij het boormonster en de analyse daarvan geregistreerd wordt. Het is dus van belang om duidelijkheid te verkrijgen welke ‘bodemkundige activiteiten’ allemaal in opdracht en onder verantwoordelijkheid van de gemeente uitgevoerd worden en welke gegevens daarvan vastgelegd worden door de uitvoerders.
Wettelijke verplichtingen
Gemeenten moeten als bronhouder gegevens (laten) inwinnen en registreren in de Landelijke Voorziening. Zij zijn overigens niet de enige bronhouder: ook provincies, waterschappen, het Ministerie van Economische Zaken, Rijkswaterstaat en Staatsbosbeheer zijn bronhouders. De BRO lijkt in die zin op de Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT), waar ook meerdere bronhouders zijn. Een andere overeenkomst met de BGT is dat er vaak ingenieursbureaus worden ingeschakeld om gegevens in te winnen. Gemeenten dienen in hun rol als opdrachtgever dus ook duidelijk te maken wat zij van opdrachtnemers verwachten.
Naast de aanleverplicht zijn er nog drie andere wettelijke verplichtingen: de gebruiksplicht, (terug)meldplicht en onderzoeksplicht. Ook dit is vergelijkbaar met andere basisregistraties. Net als bij de BGT is de komende jaren een gefaseerde groei (uitgedrukt in ‘tranches’) in het aantal typen BRO-gegevens dat geregistreerd moet worden. Historische gegevens van vóór 1-1-2018 zijn niet verplicht, maar wel toegestaan. Tot slot komen gegevens van private sonderingen niet in de Landelijke Voorziening.
Processen
Bij het bepalen welke gegevens over bodemonderzoeken de gemeente produceert of gebruikt, zullen de processen waar deze gegevens een rol spelen in kaart moeten worden gebracht. Hiervoor worden binnenkort handreikingen gepubliceerd op basis van de ervaringen van de provincies met een pilot. Daarbij kunnen complicaties zijn dat sommige processen bij samenwerkingsverbanden uitgevoerd worden of zijn uitbesteed aan een private partij door middel van een langlopend contract. Dan staan die processen niet bij iedereen goed op het netvlies.
Op de website van de BRO staat een rapportage over procesanalyses voor een aantal waterschappen en provincies. Voor gemeenten moet dit nog gebeuren.
Informatievoorziening en systemen
De gegevens zullen conform wettelijke eisen (o.a. definities, kwaliteit, structuur) ingewonnen en vastgelegd moeten worden. Bij uitbesteding moeten de door de opdrachtnemer gehanteerde systemen en werkwijzen hier dan ook geschikt voor zijn. Daarnaast moeten de gegevens in het landelijke portaal (vergelijkbaar met SVB-BGT) worden gezet, maar ook ontsloten kunnen worden. De standaarden die daarbij nodig zijn (catalogi, koppelvlakken e.d.), moeten dus in de systemen ondersteund worden. De gemeente draagt hiervoor de eindverantwoordelijkheid en moet hierover dus goede afspraken maken met betrokken ingenieursbureaus en softwareleveranciers.
Planning en aanpak
De BRO wordt gefaseerd, in zogenoemde ‘tranches’, ingevoerd. De nu lopende 1e tranche bestaat uit de registratieobjecten Geotechnisch sondeeronderzoek, Bodemkundige boormonsterbeschrijving, Grondwatermonitoringput en Mijnbouwwetvergunning. Het beschikbaar stellen van deze gegevens is verplicht vanaf 1-1-2018, het gebruik vanaf 1-7-2018.
De checklist implementatie van de Rijksoverheid biedt veel aanknopingspunten om een gemeentelijk projectteam te formeren en een plan op te stellen. Het kan daarnaast erg nuttig zijn om hierbij de ervaringen met de goed vergelijkbare BGT te ‘hergebruiken’.
Vervolg
In een volgende OiB zullen we ingaan op best practices bij gemeenten en daarbij onder andere inzoomen op de kosten en baten, ketenpartners, informatiearchitectuur, software en de relatie met de Omgevingswet.
Meer weten?
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Telengy-adviseur Dirk Moree, 06 52 04 31 45, d.moree@telengy.nl of Telengy-adviseur Kim Lenders, 06 12 74 69 45, k.lenders@telengy.nl.