In 2014 zijn bijna alle gemeenten gaan werken met wijk-/gebiedsteams. Deze teams zijn veelal bemenst door de lokale partners op het gebied van zorg en welzijn. Op basis van een bestuurlijke overeenkomst is capaciteit beschikbaar gesteld door betrokken partijen en zijn er – vaak op hoofdlijnen – afspraken gemaakt over de werking van de teams. Daarbij is onderkend dat er (nog) geen kant en klare modellen zijn en dat al “learning by doing” ontdekt moet worden hoe de wijk/gebiedsteams het beste organisatorisch te positioneren.
Uit de eerste ervaringen met de wijk-/gebiedsteams, die gebaseerd zijn op een overeenkomst op hoofdlijnen, komt naar voren dat er nogal wat bedrijfsvoeringszaken zijn die om een meer duurzame organisatorische positionering vragen. Het gaat dan om zaken als:
- Afstemming tussen de werkprocessen van de teams en de moederorganisaties;
- Helderheid in verantwoordelijkheidsverdeling tussen functioneel leidinggevende (teamleider sociaal team) en hiërarchisch leidinggevende (manager moederorganisatie) voor sociaal werkers in de teams;
- Verantwoording ingezette budgetten en bereikte resultaten.
Kortom: in 2015 staan veel gemeenten voor de opgave om tot een duurzame wijze van organiseren van de wijk/gebiedsteams te komen. De vraag is: hoe doe je dat?
Vorm volgt strategie
De gekozen organisatievorm moet het realiseren van de Welzijn Nieuwe Stijl (WNS) ambitie mogelijk maken. In hoofdlijnen stelt WNS de volgende organisatievereisten:
- Ruimte voor de uitvoerende professionals om te kunnen inspelen op de vraag van de burger (kunnen doen wat nodig is).
- Op gebiedsniveau goed kunnen samenwerken met andere partijen, zoals gezondheidscentra, scholen, maar ook (burger)initiatieven ter versterking van de sociale structuur van het gebied.
- De inzet mogelijk maken van kennis en expertise van de bestaande instellingen, enerzijds om de kwaliteit van de dienstverlening te borgen en anderzijds om de uitvoerende medewerkers goed te kunnen trainen en scholen.
- De samenwerking tussen gebiedsteams en gespecialiseerde zorg faciliteren.
De uitwerking van deze vormvereisten in een duurzame organisatievorm moeten gemeenten en uitvoerende instellingen gezamenlijk ter hand nemen. Daarbij moet wel duidelijk zijn vanuit welke rolverdeling dat gebeurt. Door die duidelijke rolverdeling ontstaat al in het voorbereidingsproces draagvlak en commitment. Dat is belangrijk want uiteindelijk vraagt het goed bedienen van de klant om een goede samenwerking tussen alle betrokken partijen.
Rolverdeling gemeente – instellingen: het wat en het hoe
De hervorming van het sociale domein vraagt om een (nog) duidelijkere rolverdeling tussen gemeente en uitvoerende instellingen. De gemeente bepaalt wat er moet gebeuren en hoeveel middelen daarvoor nodig c.q. beschikbaar zijn; tevens controleert de gemeente achteraf of gebeurd is wat is afgesproken. De uitvoerende instellingen richten zich op het hoe: zo effectief en efficiënt mogelijk uitvoeren van wat de gemeente hen opdraagt. Effectief betekent dat de instellingen, die de wijkteams vormen vanuit de beginselen van WNS vernieuwend moeten zijn. Niet meer doen dan wat nodig is, via één plan alle relevante ondersteuningsvragen aanpakken; en ook: maximaal het eigen netwerk van de burger daarbij inschakelen. Efficiënter zal ook moeten; dat betekent slimmer moeten werken. Zo zal het accent bij samenwerking moeten liggen op samen doen en minder op samen overleggen.
Kortom: de uitwerking van de duurzame organisatorische constructie voor de aansturing van de gebiedsteams betreft een HOE-vraag. De instellingen die samen de capaciteit van de gebiedsteams leveren zullen met elkaar hierover een voorstel moeten uitwerken. De gemeenten zullen toetsen of dit voorstel past binnen WAT zij van de gebiedsteams verwachten. Na instemming van de gemeenten volgt de implementatie.
Keuzes van voorlopers in Nederland
Binnen vrijwel alle gemeenten loopt de discussie over hoe de gebieds- c.q. wijkteams organisatorisch te positioneren. De volgende keuzes ten aanzien van de organisatorische positionering komen voor:
- Joint Venture (bijv. ouder- en kindteams gemeente Amsterdam)
- Coöperatieve Vereniging (bijv. wijk- en dorpenteams gemeente Leeuwarden)
- Sociaal Consortium (bijv. enkele Friese gemeenten)
- Gemeentelijke afdeling (bijv. gemeente Weststellingwerf)
- Stichting (bijv. gemeente Eindhoven)
- Aansturing door één ketenpartner (bijv. GGD, Harlingen)
Duidelijk is dat er verschillende mogelijkheden zijn. Wat ook opvalt dat aan alle keuzes die gemaakt zijn het predicaat “tijdelijk” is gekoppeld. Er is dus niet één zaligmakende vorm. Er moet een vorm worden gekozen die het beste past bij de lokale omstandigheden. Indien nodig zal er ook ruimte voor heroverweging moeten zijn, bijv. na evaluatie over de werking van de gekozen vorm in de praktijk.
Hoe bepaal je welke vorm (nu) het beste is?
Zoals in onderstaand schema weergegeven bepalen verschillende invalshoeken welke vorm het beste is. In de uitwerking zullen dus alle vier invalshoeken aan de orde moeten komen en zal gezamenlijk moeten worden bekeken welke organisatorische vorm het beste past.
Hoe werk je dat verder uit?
Uitwerking moet zorgvuldig en inzichtelijk voor alle betrokken partijen gebeuren. De volgende stappen worden gezet:
- Bestuurlijke commitment van gemeenten en instellingen, die capaciteit aan de gebiedsteams leveren voor deze aanpak.
- Vanuit de uitvoerende instellingen, die in de gebiedsteams opereren uitwerkingsgroep instellen (max 3 personen).
- De uitwerkingsgroep inventariseert behoeften/wensen criteria vanuit vier geformuleerde invalshoeken.
- De uitwerkingsgroep stelt vast hoe verschillende organisatorische vormen zich verhouden tot de inventarisatie onder punt 3 en verwerkt de conclusies tot een concreet voorstel.
- Het voorstel wordt besproken met gebiedsteamleiders, gemeenten (ambtelijk en bestuurlijk) en met de uitvoerende instellingen (managerial en bestuurlijk).
- Het voorstel wordt aangepast aan de uitkomsten van de besprekingen onder punt 5.
- Door alle gemeenten en betrokken partijen wordt het voorstel bestuurlijk goedgekeurd.
Ernst Janssen