Met de invoering van de Participatiewet, de Jeugdwet en de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is het sociaal domein het grootste domein binnen het takenpakket van de gemeente geworden. Ruim de helft van de totale gemeentelijke uitgaven betreft het sociaal domein. Steeds meer gemeenten komen niet uit met de budgetten vanuit het Rijk en zinnen op maatregelen om de kosten te beheersen. Tal van voorbeelden zijn inmiddels de revue gepasseerd, maar steeds is het daarbij de vraag: welke aanpak is in mijn gemeente nu effectief en zijn de effecten meetbaar?
Telengy-adviseur Jos van Dijk is als beleidsadviseur Participatie en Wmo binnen gemeente Oirschot nauw betrokken geweest bij de vernieuwende aanpak om de Wmo-begeleiding anders te organiseren. Hij laat u graag een kijkje in de keuken nemen.
De aanpak
Oirschot maakt deel uit de van de Gemeenschappelijke Regeling Samenwerking Kempengemeenten (GRSK). Deze vijf Kempengemeenten werken samen, hebben zowel de verordening alsook de beleidsregels op elkaar afgestemd en kennen één toegangsorganisatie die alle aanvragen Wmo toetst en zo nodig dienstverlening door zorgaanbieders vanuit de 2e lijn inzet. Naast deze regionaal werkende toegangsorganisatie kent Oirschot het lokale loket WIJzer. In dit loket is het maatschappelijk werk en het welzijnswerk opgegaan en bestaan er geen schotten meer tussen de geldstromen. Eén manager stuurt het loket aan om de transformatieopgave te kunnen realiseren. Uiteraard wordt bij de beoordeling van de vraag om ondersteuning uitgegaan van de eigen kracht van de aanvrager: wat kan de klant zelf aan hulp organiseren door vrienden en/of kinderen in te schakelen? Dit met als doel om alleen dié burgers te helpen die zelf de ondersteuning niet kunnen organiseren (de kantelingsgedachte). In de praktijk bleken weinig aanvragers hiertoe in staat waardoor Oirschot al weer enige jaren geleden besloot de toegang tot zorg voor haar burgers anders te organiseren. Uitgangspunten daarbij waren:
- Eerder de hulpvraag in beeld krijgen en voorkomen dat een lichte zorgvraag leidt tot complexe en daardoor dure zorgvragen. De dorpsondersteuners die wijkgericht werken vormen de ogen en oren en in de wijk en vervullen hierin een belangrijke signalerende rol. Bijvoorbeeld door al vroeg een vrijwilliger in te zetten of zelf ondersteuning te bieden.
- De ondersteuning zoveel mogelijk laagdrempelig en informeel aanbieden en inzetten op netwerkversteviging zodat de ondersteuning indien mogelijk kan worden afgeschaald.
- Voorkomen van 2e lijns-indicaties, dan wel alleen die zorg via de 2e lijn inzetten die niet of niet geheel informeel kan worden geleverd.
De resultaten
De afgelopen jaren is het aantal klanten wat een beroep doet op de Wmo-voorziening begeleiding bij de vier Kempengemeenten gemiddeld met 30% gestegen. In Oirschot daarentegen is het aantal klanten wat gebruik maakt van deze voorziening niet gestegen, maar zelfs licht gedaald. Als gekeken wordt naar de uitgaven over diezelfde periode dan zien we een vergelijkbaar beeld. De gemiddelde stijging bij de vier Kempengemeenten in euro’s bedraagt 27%. In Oirschot is er ook sprake van een stijging die echter minder groot is, namelijk 8%. Duidelijk is geworden dat het snel inzetten van ondersteuning en investeren in netwerkversteviging loont, zowel maatschappelijk als financieel.
De pilot
In januari 2020 is in Oirschot een pilot gestart om te kijken of nog meer burgers die een beroep doen op ondersteuning in de vorm van begeleiding geholpen kunnen worden door zogenaamde ‘eigen trajecten’ in te zetten in plaats van geïndiceerde zorg. Daarbij geldt dat de klant minstens zo tevreden moet zijn over deze eigen dienstverlening. Ook mogen de kosten niet meer bedragen dan de kosten die een gecontracteerde zorgaanbieder in rekening brengt. Voor deze pilot is extra geld uitgetrokken om te kijken of deze manier van werken loont.
De eerste resultaten van de pilot zijn bemoedigend. Klanten zijn net zo tevreden en financieel gezien zijn de kosten voor ‘eigen’ trajecten de helft goedkoper dan trajecten die door zorgaanbieders uitgevoerd worden. Doordat tijdens de ‘eigen’ trajecten wordt ingezet op vergroten van zelfredzaamheid en netwerkversterking zullen de trajecten over het algemeen korter duren waardoor de financiële besparing waarschijnlijk nog groter is. Dat laatste is echter lastig te meten, wat ook geldt voor de maatschappelijke effecten die moeilijk in geld zijn uit te drukken. Niet alle ondersteuningsvragen kunnen in Oirschot worden opgepakt. Inzet van gespecialiseerde zorg zal altijd nodig blijven.
Ook iets voor uw gemeente?
Alle gemeenten kennen algemene, vrij toegankelijke voorzieningen zoals het algemeen maatschappelijk werk. Gemeenten indiceren ook Wmo-begeleiding. Lichte vormen van begeleiding waarvoor nu indicaties worden afgegeven komen in principe voor een ‘eigen’ traject in aanmerking. Hoe meer ‘eigen’ trajecten ingezet kunnen worden, hoe meer dit leidt tot lagere uitgaven. Mocht de uitvoeringscapaciteit voor ‘eigen’ trajecten tekort schieten, dan loont het om aan de ‘voorkant’ extra te investeren in capaciteitsuitbreiding omdat een euro die daar wordt geïnvesteerd wordt terugverdiend door een besparing van twee euro in de 2e lijn. De ervaringen in Oirschot tonen aan dat dit mogelijk is.
Meer weten?
Wilt u meer weten over deze pilot en de daaraan ten grondslag liggende ambities? Bel of mail dan met onze senior adviseur Jos van Dijk, 06 27 03 57 76 of j.v.dijk@telengy.nl.