De nieuwe Wet inburgering zou aanvankelijk per 1 juli 2020 in werking treden. Dit bleek te ambitieus te zijn. Verwacht wordt dat de Wet inburgering per 1 januari 2021 van kracht zal worden. De langere invoeringstermijn zal gebruikt worden om een aantal pilots uit te voeren. Ervaringen uit de pilots zullen gebruikt worden om de wet zo goed mogelijk te laten aansluiten bij de veranderopgave inburgering.
Waarom een nieuwe inburgeringswet?
De huidige inburgeringswet dateert van 2013. In deze wet ligt de regie voor de inburgering bij de inburgeraar zelf. Uit evaluaties is gebleken dat succesvol inburgeren lastig is. Daarom krijgen gemeenten vanaf 2021 de regie op de inburgering weer terug. Voor een aantal mensen geldt dat zij nog onder huidige Wet inburgering 2013 vallen. Om deze groep mensen ook goed te kunnen ondersteunen hebben gemeenten extra geld aan het Rijk gevraagd en ook gekregen. Zowel in 2019 als 2020 wordt 20 miljoen euro extra vrij gemaakt hiervoor.
Uitgangspunten van de wet
Het inburgeringsbeleid gaat drastisch op de schop. Het doel van de nieuwe wet is dat nieuwkomers direct aan het werk gaan en gelijktijdig de Nederlandse taal leren. Nu is het zo dat werken vaak niet mogelijk is omdat cursussen gevolgd worden. Ook blijken er tal van louche aanbieders van taalcursussen een graantje mee te willen pikken op de markt.
Door taalonderwijs af te stemmen op de werktijden, in zogenaamde duale trajecten, zullen inburgering en integreren sneller gaan. Het leenstelsel wordt afgeschaft en gemeenten worden verantwoordelijk voor het organiseren van taalonderwijs. Het niveau van het taalonderwijs zal worden verhoogd omdat dit de kansen op een baan vergroot. Voor iedere nieuwkomer zal een individueel plan worden opgesteld gebaseerd op het leerniveau en leerroute. Uit een assessment zal blijken welk taalniveau realistisch is. Nieuwkomers dienen een aanbod te krijgen wat past bij hun mogelijkheden.
Ook financieel zal er het nodige veranderen. Gemeenten worden ervoor verantwoordelijk dat gedurende de eerste maanden na de komst van de nieuwkomer naar de gemeente de vaste lasten zoals huur en ziektekostenverzekering vanuit de uitkering rechtstreeks wordt betaald. De duur van deze ondersteuning zal individueel bepaald worden en vastgelegd in een persoonlijk Plan Inburgering en Participatie. Werk (PIP). Alles met als doel de nieuwkomer zo snel mogelijk te laten integreren.
Plan Inburgering en Participatie (PIP)
De gemeenten Nuenen, Son en Breugel, Best en Oirschot gaan de pilot PIP uitvoeren onder verantwoordelijkheid van het Ministerie SZW voor de categorie kleine gemeenten. In totaal zal de komende 15 maanden gewerkt worden aan het opstellen van in totaal zo’n 100 Plannen Inburgering en Participatie (PIP). In de PIP’s zullen 13 leefgebieden onderzocht worden en zal in samenspraak met de nieuwkomers een integraal PIP worden opgesteld.
In de PIP zullen de volgende leefgebieden in beeld worden gebracht en worden afgesproken en vastgelegd welke acties daarvoor nodig zijn:
- Leerbaarheid
- Opleiding
- Werkervaring en/of vrijwilligerswerk
- Praktische competenties en vaardigheden
- Werknemersvaardigheden
- Taalniveau
- Motivatie/interesses
- Mate van zelfredzaamheid
- Digitale vaardigheden
- Gezinssituatie
- Fysieke gezondheid
- Mentale gezondheid
- Sociaal netwerk
Uit de eerste ervaringen die inmiddels zijn opgedaan blijkt dat het opstellen van een PIP en het regie voeren op het nakomen van de afspraken uit het plan behoorlijk wat tijd kost. Verschillende partijen zijn immers betrokken bij het uitvoeren van het plan: maatschappelijke organisaties, vrijwilligers, de uitvoerder van de Participatiewet, de uitvoerder van werkgeversdienstverlening en vluchtelingenwerk. Het PIP is feitelijk het ‘spoorboekje’ voor de komende tijd zodat zowel de nieuwkomer als degene die verantwoordelijk voor de uitvoering weet wat er moet gebeuren en wie daarin een rol heeft.
Wie gaat de regie voeren op de PIP’s?
Succesvol integreren van nieuwkomers kan alleen als regie gevoerd wordt op de uitvoering van het PIP plan. Bij regie voeren hoort doorzettingsmacht, maar ook verbindend vermogen van de regievoerder. Alle betrokken partijen zullen immers de doelen uit het PIP plan moeten onderschrijven. Acties zullen goed op elkaar afgestemd moeten worden en periodiek zal de voortgang gemonitord dienen te worden. De regievoerder dient dit te realiseren waarbij niet alle informatie gedeeld mag worden. De AVG verlangt immers dat duidelijke afspraken gemaakt worden en verwerkingsovereenkomsten worden opgesteld.
Ervaringen tot nu toe
De eerste ervaringen met het opstellen van PIP’s laten het volgende beeld zien:
- Een regievoerder dient over een aantal belangrijke competenties te beschikken zoals luisteren, verbinden en overtuigen. Daarnaast moet een regievoerder durven te escaleren als de uitvoering van het plan stagneert.
- De regievoerder dient mandaat te hebben om knopen door te hakken. Eventuele knelpunten in beleid of subsidieafspraken dienen tijdig gemeld te worden waarna de gemeente adequaat dient te reageren en zo nodig actie onderneemt.
- Een full-time regievoerder kan zo’n 40 tot 45 casussen intensief begeleiden. Een grotere ‘caseload’ leidt onherroepelijk tot stagnatie in het uitvoeren van PIP’s.
- Voor ketenpartijen is het wennen dat er een plan met planning is en de regievoerder ketenpartijen soms overruled.
- Organiseren van dienstverlening die er niet is, maar wel nodig is kost tijd maar werkt wel. Voormalige SW-organisaties of werkbedrijven kunnen hierin een prima rol vervullen.
Meer weten?
Jos van Dijk is projectleider van de pilot PIP voor de gemeente Oirschot. Wilt u meer weten over dit onderwerp, neem dan contact met hem op via j.v.dijk@telengy.nl of 06 27 03 57 76.